Negen taaldomeinen

In het dagelijkse leven wordt er in taal vooral gesproken over schriftelijk en mondeling taalgebruik. Toch is het erg handig om daar een onderverdeling in te maken. Op deze manier kunt u beter overzicht houden op de taaldomeinen. En is het voor u makkelijker om gerichte activiteiten aan te bieden. 

Hieronder vindt u een overzicht van een (mogelijke) onderverdeling. Deze onderverdeling wordt ook vaak in het onderwijs gebruikt. De onderstaande verdeling van de verschillende taaldomeinen gebruiken wij ook voor deze website: 

1. Aanvankelijk lezen

Bij aanvankelijk lezen gaat het erom kinderen de beginselen van het leren lezen bij te brengen. Ze leren welke letters er zijn en ze leren eenvoudige woorden hardop voor te lezen.

In de kleuterklas is al vaak een alfabet opgehangen. En er zijn vaak verschillende spelletjes / opdrachten aanwezig, waar kinderen eenvoudige woordjes mee kunnen leren.

2. Technisch lezen

Hierbij gaat het om uw kind de vaardigheid van het decoderen van teksten bij te brengen. Met decoderen wordt bedoeld dat kinderen direct woorden leren herkennen. Ze lezen dan niet letter voor letter, maar herkennen het hele woord. Het gaat dus niet om het begrijpen van een tekst, maar om het vlot leren lezen.

Op basisscholen kunt u zien dat hier volop mee geoefend wordt. Regelmatig krijgen de kinderen de opdracht om hardop voor de klas een stukje voor te lezen aan de rest van de groep. De leerkracht ondersteunt hen daarbij.

3. Begrijpend lezen

Het woord zegt het eigenlijk al. Het gaat om het leren begrijpen van een tekst. Uw kind kan na het lezen van een verhaal de volgende vragen beantwoorden: Waar gaat het verhaal over? Over wie gaat het verhaal? etc.

4. Spelling

Bij spelling gaat het erom dat kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven. Daarvoor zijn speciale spellingsregels. Deze kunt u ook op de website vinden.

5. Stellen

Het gaat om het schrijven van teksten. Kinderen kunnen op deze manier hun gedachten, ervaringen en waarnemingen weergeven in de vorm van een tekst. Hierbij gaat het vooral dat uw kind leert hoe hij / zij te werk kan gaan bij het schrijven van een tekst en wat de regels en kenmerken zijn van bepaalde tekstsoorten.

Bijvoorbeeld bij het schrijven van een gedicht. Uw kind bepaalt vooraf voor wie het gedicht bedoeld is. Ook moet ervoor gezorgd worden dat het in rijmende vorm geschreven wordt.

6. Spreken en luisteren

Kinderen leren bij spreken en luisteren ervaring op te doen met bepaalde mondelinge taalvormen. Bijvoorbeeld in de vorm van een spreekbeurt of een discussie. Uw kind leert bijvoorbeeld hoe hij / zij het best een vraag kan stellen. Maar ze leren ook hoe zij het best kunnen reageren op een ander en hoe zij een verhaal spannend kunnen vertellen door volume en tempo. Dit is tevens ook erg goed voor de sociale ontwikkeling van uw kind.

7. Taalbeschouwing

Uw kind leert hierbij reflecteren op taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van taal bijzonderheden en regelmaat leren ontdekken.

Bijvoorbeeld: Ze herkennen dat een persoonsvorm een bepaalde tijd aangeeft. Was (pv) Geert gister aan het winkelen in de stad? 'Was' geeft aan dat het al gebeurd is, dus dat het verleden tijd is.

8. Belevend lezen

Hierbij gaat het om (emotionele) betrokkenheid van de lezer bij een tekst. Belevend lezen heeft als doel: Het leren inleven in personages van een verhaal en het kind te laten genieten en ontspannen bij het lezen van kinderboeken.

Misschien herkent u dit wel. Wanneer u een verhaal heeft voorgelezen, kan het verhaal gaan leven bij uw kind. Dit kunt u opmerken aan het gedrag van uw kind. Bijvoorbeeld: uw zoon of dochter vertelt veel na over het verhaal, of doordat hij / zij zelf de superheld uit het verhaal gaat naspelen.

9. Woordenschat

Hierbij gaat het om het leren van de betekenis van nieuwe woorden. Maar ook van het aanleren van bepaalde spreekwoorden en uitdrukkingen.

Een voorbeeld ter verduidelijking:
'De aap komt uit de mouw.'

Kinderen leren dan dat er geen echte aap uit een mouw komt gesprongen. Ze leren de betekenis achter de woorden vinden. Zoals in dit geval: Een aap komt niet echt uit de mouw. De zin betekent dat de ware reden naar voren komt.