Hoe herken je taalachterstand?

Hoe bepaal je of er sprake is van taalachterstand?
Dit kun je op twee manieren doen: relatief en absoluut. Het kan zijn dat deze twee manieren van elkaar verschillen.

Relatief (= norm gerelateerd)
Hier wordt de achterstand gemeten op een relatieve manier. Dit wordt gedaan door de scores van de kinderen te vergelijken met het landelijke gemiddelde. Als je hierbij ver onder het gemiddelde zit wordt er gesproken van een taalachterstand.

Absoluut (= drempel gerelateerd)
Wanneer de taalachterstand wordt gemeten op de absolute manier wordt er gekeken naar de vaardigheden met betrekking tot taal die een leerling minimaal moet beheersen. Deze moet de leerling beheersen om ervoor te zorgen dat het geen taalachterstand oploopt. Bij deze methode worden de leerlingen niet met elkaar vergeleken maar met een vaststaande norm. Wanneer de kinderen aan deze norm voldoen is er geen sprake van een taalachterstand. Het is hierbij dus ook mogelijk dat de leerling wanneer je zou meten op een relatieve manier wel een taalachterstand heeft.

Maar hoe herken je dit dan als ouder zijnde?
Het is soms moeilijk om als ouder zelf te ontdekken dat er sprake is van een taalachterstand. Dit is natuurlijk ook geheel gericht op de leeftijd van uw kind. Wat kan het al en wat zou het moeten kunnen?

Mogelijke kenmerken van een taalachterstand die u op kunnen vallen als ouder zijn:

  • Uw kind kan niet mee komen qua taal met zijn leeftijdsgenootjes
  • Uw kind heeft moeite met het benoemen van dagelijkse zaken
  • Uw kind scoort laag op veel van de voor hun leeftijdsgroep vereiste technische vaardigheden.