Uitgangspunten

1. Sociaal leren

Uw kind leert veel van samenwerking met anderen. Uw kind kan zijn / haar taalvaardigheden ontwikkelen door te praten met w (vader of moeder) of broers / zussen. Door samen te werken met uw kind aan de taalontwikkeling, heeft huw kind meer kans om net een stapje verder te komen dan wanneer het zelfstandig zou werken. Als ouder bent u een soort coach. U begeleidt uw kind door samen te werken aan taalactiviteiten.

2. Betekenisvol leren

Hiermee wordt bedoeld dat uw kind taal leert te gebruiken op een natuurlijke manier. Het gaat om functionele situaties. Dat zijn situaties die u en uw kind tegenkomen in het dagelijkse leven. Het afrekenen aan de kassa bij de supermarkt, een verslag schrijven voor school of de weg vragen aan iemand. Als ouder kunt u deze situaties opzoeken. Laat uw kind bijvoorbeeld afrekenen aan de kassa, in plaats van dat u het zelf doet. Laat uw kind de weg vragen of laat uw kind zelf de spelregels voorlezen van een spel.

3. Strategisch leren

Uw kind moet leren nadenken over bepaalde leertaken. Leerkrachten op de basisschool vervullen hier een belangrijke functie in. Zij laten uw kind bewust worden van de mogelijkheden van taal. Bijvoorbeeld hoe uw kind het best een brief of verhaal kan schrijven. Maar ook als ouder kunt u uw kind strategisch laten leren. Wanneer uw kind huiswerk maakt, laat hem / haar hardop zeggen hoe er tot een oplossing wordt gekomen. Het is vaak erg zinvol om uw kind na te laten denken over de stappen die hij / zij neemt.

Een ander voorbeeld: Als ouder kunt u naar aanleiding van een televisieprogramma vragen stellen. U kunt daarin heel creatief zijn: Laat uw kind bijvoorbeeld iemand interviewen. Of vraag uw kind wat hij / zij van het onderwerp vindt van het programma.